‘Niemand mag namelijk een vriend zijn van wat slecht is of gelijk worden aan wat minderwaardig is.’1

In het vorige blog over vriendschap heb ik beloofd terug te komen op de vraag of een perfecte vriendschap ook verbroken kan worden volgens Aristoteles. Het antwoord op die vraag is niet eenvoudig. Het komt er in het kort op neer dat je een vriendschap mag verbreken als het (goede) karakter van de vriend niet meer hetzelfde is als het was bij het begin van de vriendschap. Het kan ook zijn dat je je al vanaf het begin vergist hebt in het karakter van je vriend, dan is de onenigheid die ontstaat binnen de vriendschap eigenlijk je eigen schuld en is het misschien niet terecht dat je de vriendschap verbreekt. De ander heeft zich namelijk niet anders voor gedaan, jij hebt alleen niet gezien dat je niet om je karakter bemind werd, maar om iets anders. Onenigheden binnen een vriendschap ontstaan meestal wanneer een vriendschap niet overeenkomt met wat iemand denkt dat het is.

Als iemand ’slecht’ is geworden, wat dat dan ook mag betekenen, mag je de vriendschap verbreken.
’… aangezien niet alles, maar uitsluitend wat goed is de moeite waard is bemind te worden en wat slecht is mag noch behoord te worden bemind’2 Alles wat gelijk aan elkaar is, houdt van elkaar aldus Aristoteles, en als die gelijkheid wegvalt omdat de ander slecht is geworden zou je dus in theorie de vriendschap mogen verbreken. Maar Aristoteles vraagt zich wel af of je dat meteen moet doen: ’Of moet men dit niet met iedereen doen, maar uitsluitend met vrienden van wie de slechtheid ongeneeslijk is?’3 Dit verondersteld dat je de ander nog kunt of moet helpen om weer ’beter’ te worden, en als dat niet lukt, dan pas verbreek je de vriendschap echt. En dat zal niemand je kwalijk nemen volgens Aristoteles, want je vriend is veranderd. Niet meer dezelfde als degene waarmee je de vriendschap begon, niet meer jouw gelijke.

Persoonlijk vind ik het heel moeilijk om een vriendschap te verbreken. Ik ben nog nooit naar iemand toe gegaan om te zeggen dat ik geen vrienden meer wil zijn. Meestal laat ik steeds minder van me horen en verwatert de vriendschap. Wel heb ik ooit een email van een goede vriendin gekregen met de mededeling dat ze de vriendschap wilde verbreken omdat ze nu te ver weg woonde om de vriendschap in stand te kunnen houden. Daar was ik wel even onderste boven van, want het kwam nogal onverwacht en ik dacht dat het wel goed zat. Achteraf een heel dappere mail eigenlijk. Maar ergens anders wonen, betekent niet dat je elkaars gelijke niet meer bent, dat je niet meer dezelfde interesses hebt. Hier lijkt logistiek een rol te spelen. Of heeft het toch te maken met de energie die je bereid bent in een vriendschap te steken? Hoe dan ook; de vriendschap houdt op als een van beiden niet meer wil.

Aristoteles zegt dus dat je een vriendschap mag verbreken als een vriend ’slecht’ geworden is, als zijn karakter is veranderd. Wat bedoelt hij daar mee? Ik kan me zo voorstellen dat je een vriendschap verbreekt als de ander je slecht behandeld heeft, als hij je bedrogen heeft of achter je rug om kwaad van je spreekt. Of als je niet meer dezelfde interesses hebt. Ook ontwikkeling kan een rol spelen volgens Aristoteles. Als jij een geestelijke/intellectuele ontwikkeling hebt doorgemaakt en de ander niet, dan kan dat zorgen voor ongelijkheid en een reden zijn om de vriendschap te verbreken. Daar kan ik me iets bij voorstellen.

De volgende keer ga ik het hebben over het ‘goede leven’. Wat betekent dat eigenlijk, goed leven? Wat zijn daar de voorwaarden voor? Dit onderwerp komt ook aan bod tijdens een open filosofische wandeling op zondag 24 mei in Wageningen. Ook daarover de volgende keer meer.

Diana Blanken

Diana Blanken


1 Aristoteles, ’Ethica Nicomachea’, Amsterdam: Uitgeverij Kallias bv, 1997, IX, 1166b13-36
2 Aristoteles, ’Ethica Nicomachea’, IX, 1165b13-36
3 Aristoteles, ’Ethica Nicomachea’, IX, 1165b13-36